Jozef Israëlsstraat 12A


Juda Lajb Lichtenstein

Geboren: 15 januari 1884, Golina (Polen)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 12a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 23 september 1943
Vermoord: 19 november 1943, Auschwitz

Juda Lajb Lichtenstein is op 15 januari 1884 in Golina (Polen) geboren.
Hij trouwt met Jocheiwet Sobol en zij krijgen twee dochters Cywia en Ryfka Ruchel (roepnaam Roosje).
Juda Lajb Lichtenstein volgt een opleiding tot cantor. Een cantor is een voorzanger bij een joodse gebedsdienst. Ook bestudeert hij de Talmoed.
Op jeugdige leeftijd wordt hij oppervoorzanger in Warschau.
Hij moet echter als gevolg van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog Warschau verlaten en gaat naar Kolomea in de Oekraïne. Daar krijgt hij vervolgens een aanstelling als oppervoorzanger.

Zijn kwaliteiten als oppervoorzanger zijn inmiddels ook verder in Europa bekend, want hij krijgt uitnodigingen van de synagogen in Manchester, Berlijn, Groningen en Amsterdam om daar proefdiensten te houden.
Hij aanvaardt in 1928 een aanstelling als oppervoorzanger bij de Nederlands Israëlitische Gemeente te Groningen.
Over zijn zangkunst staat in het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 31 augustus 1928:
“Ook te Amsterdam heeft de eerwaarde heer Lichtenstein in de Synagoge-Zuid proefdienst afgelegd. Hij bezit een prachtvolle baritonstem, die gelijkmatig ontwikkeld is, zowel in de hoge als de lage tonen met zachte coloratuur.”
Zijn werk als oppervoorzanger beperkt zich echter niet tot de stad Groningen alleen.
Hij gaat als cantor regelmatig op uitnodiging naar diensten en feestavonden van andere Joodse gemeenten en maakt ook daar indruk met zijn voordracht en zangkunst. Vaak samen met zijn muzikale dochter Cywia. Zij is zangeres en speelt piano.
Zo staat in het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 15 april 1932, dat de heer Lichtenstein ontroerend heeft gezongen bij het tienjarig bestaan van een Joodse vereniging in Sappemeer.
Ook bewijst Juda Lajb Lichtenstein zich als componist van recitatieven.
Hij doet mee aan een concours voor composities. Aan deze wedstrijd nemen componisten uit veel landen deel. Hij krijgt een onderscheiding. Zijn inzendingen behoren tot de vijf besten.

In de oorlog verhuist het echtpaar gedwongen naar Amsterdam. Volgens de woningkaarten van Groningen en Amsterdam op 23 mei 1943. De meeste Joden in Groningen zijn dan al gedeporteerd naar Westerbork en de vernietigingskampen. De overgebleven Joden zijn of ondergedoken of op bevel van de Duitsers naar Amsterdam gegaan.
Juda Lajb Lichtenstein is op 23 september 1943 gedeporteerd naar Westerbork en op 19 november 1943 samen met zijn vrouw in Auschwitz vermoord.

Hun dochter Cywia is dan reeds overleden. Zij is op 12 februari 1943 in Auschwitz vermoord.

Dochter Roosje is getrouwd met Alfred Arie (Fred) Elburg. Zij hebben een dochter Naomi (geboren: 13 januari 1943). Roosje overleeft het concentratiekamp in Auschwitz. Haar man Fred is doodgeschoten in Buchenwald.
Roosjes dochter Naomi verblijft ruim twee jaar op onderduikadressen en overleeft eveneens. Als kunstenaar maakt Naomi later kunstwerken met als thema het ondergedoken kind. 

 


Jocheiwet Lichtenstein-Sobol

Geboren: 16 maart 1885, Szeradz (Polen)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 12a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 23 september 1943
Vermoord: 19 november 1943, Auschwitz

Jocheiwet Lichtenstein-Sobol en Ryfka Ruchel-Lichtenstein

Jocheiwet Sobol is op 16 maart 1885 in Szeradz (Polen) geboren.
Zij trouwt met Juda Lajb Lichtenstein. Het echtpaar krijgt twee dochters, Cywia en Ryfka Ruchel (roepnaam: Roosje).
Haar echtgenoot is oppervoorzanger in Polen.
Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gaan zij naar Kolomea in de Oekraïne.
In 1928 verhuizen zij naar Groningen, waar Lichtenstein een aanstelling krijgt als oppervoorzanger bij de Joodse gemeente.

Het gezin Lichtenstein gaat op 14 april 1933 wonen in het huis Jozef Israëlsstraat 12a.
Na de bezetting door de Duitsers gaan de meeste Joodse bewoners uit Groningen eind 1942 en begin 1943 op transport naar Westerbork.
Jocheiwet en haar echtgenoot Lajb horen daar niet bij.
Op last van de bezetter verhuizen zij in 1943 naar Amsterdam. Alle nog niet gedeporteerde Joden moeten daar heen. Volgens de woningregisters is het echtpaar Lichtenstein in Groningen uitgeschreven op 20 mei 1943 en op diezelfde datum ingeschreven in de W.F. Reitzstraat 10 in Amsterdam. Daarna verhuizen zij op 31 augustus 1943 naar het verpleeghuis voor Joodse bejaarden en invaliden “De Joodse Invalide” aan het Weesperplein.
Jocheiwet en Lajb Lichtenstein gaan op 23 september 1943 naar Westerbork en worden op 16 november op transport gesteld naar Auschwitz. Op 19 november 1943 worden zij daar vermoord.

De jongste dochter van Lajb en Jocheiwet, Roosje, volgt een secretariaatsopleiding en een opleiding voor verpleegkundige.
Zij trouwt op 15 april 1942 in Amsterdam met Alfred Arie (Fred) Elburg en op 13 januari 1943 krijgen zij een dochter, Naomi. Naomi is geboren in Huize Tavenier in Groningen.
Fred is dan al sinds 18 juli 1942 in Westerbork. Hij heeft zijn dochter één keer gezien. Hij mag voor een kort ‘oogartsbezoek’ naar Groningen. Noodgedwongen gaat hij weer naar het kamp. Hij vreest, dat als hij onderduikt er liquidaties plaatsvinden.
Roosje en haar ouders besluiten om Naomi mee te geven aan het verzet via Roelien Niks, verpleegkundige van het ziekenhuis in Groningen. Naomi verblijft op verschillende adressen. Naomi is de langste tijd ondergedoken geweest bij de familie J. van Heek in Almelo.
Op 4 februari 1943 moet Roosje op transport naar Westerbork en op 25 februari 1943 gaat zij samen met Fred naar Theresienstadt. Vervolgens gaan ze beiden op transport naar Auschwitz.
Fred moet tenslotte ook nog op 23 januari 1945 naar Buchenwald. Hij is op 2 mei 1945 doodgeschoten, omdat hij een oudere man helpt bij het vluchten.
Roosje overleeft Auschwitz. Zij vindt haar dochter Naomi na de oorlog weer terug via de Rode Kruislijsten. Roosje en Naomi gaan begin jaren ’50 op afzonderlijke schepen illegaal naar Palestina, maar keren na enige jaren weer terug.
Roosje overlijdt op overlijdt op 27 november 1998.
Naomi ontwerpt als kunstenares oorlogsmonumenten, met als onderwerp het ondergedoken kind dat het heeft overleefd en hoopt dat haar vader haar uit de onderduik haalt.
Een van de monumenten staat in de van Boshuizenstraat in Amsterdam.
Een ander monument, ‘De man met de hoed’, is te zien in Beth Shalom, het Joods bejaardenhuis in Amsterdam.
Naomi trouwt met Louis Rozendaal en zij krijgen twee kinderen, Tamar en Gideon.
Naomi overlijdt op 17 april 2007.
Tamar en Gideon hebben ook kinderen: de achterachterkleinkinderen van Lajb en Jocheiwet Lichtenstein. 

 


Cywia Lichtenstein

Geboren: 14 juni 1913, Warschau (Polen)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 12a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 4 februari 1943
Vermoord: 12 februari 1943, Auschwitz

Cywia Lichtenstein is op 14 juni 1913 in Warschau (Polen) geboren.
Zij is de dochter van Juda Lajb Lichtenstein en Jocheiwet Lichtenstein-Sobol.
In 1928 komt Cywia met haar ouders en zuster Ryfka Ruchel (roepnaam: Roosje) in Groningen wonen.
Haar vader is daar oppervoorzanger bij de Joodse gemeente.
Net als haar vader is Cywia muzikaal. Zij wordt muzieklerares.
Zij begeleidt haar vader regelmatig aan de piano als hij religieuze en Hebreeuwse liederen zingt bij bijeenkomsten van Joodse verenigingen. Ook is Cywia een uitstekend zangeres.

Uit het Nederlands Israëlitisch Weekblad van 19 oktober 1934:
“Van te voren had de eerwaarde heer J. Lichtenstein, begeleid door mej. C. Lichtenstein, op waarlijk indrukwekkende wijze Opperrabbijn Dasberg “Boroeg Habo” toegezongen”.
In het Nieuwsblad van het Noorden van 19 december 1933 staat: “De avond werd verder opgeluisterd door zang van mej. C. Lichtenstein uit Groningen, die op waarlijk schitterende wijze eenige Joodsche liederen voordroeg”.

Op 4 februari 1943 zijn Cywia en haar zuster Roosje gedeporteerd naar Westerbork.
Op 9 februari 1943 gaat Cywia op transport naar Auschwitz, waar zij na aankomst op 12 februari 1943 wordt vermoord.

Haar zusje Roosje overleeft Auschwitz. Roosjes baby Naomi overleeft bij onderduikers.

De ouders van Cywia en Roosje zijn vermoord in november 1943.