Jozef Israëlsstraat 16


Moritz Lijon

Geboren: 10 februari 1863, Guhringen (Goryn) (Polen)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 16, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 9 maart 1943
Vermoord: 28 januari 1944, Auschwitz

Moritz Lijon is op 10 februari 1863 geboren in Guhringen, het tegenwoordige Goryn in Polen. Zijn achterkleinzoon Peter, die in Amerika woont, vertelt dat zijn overgrootouders land en rijke bezittingen hadden in Polen. Toen de nazi’s Polen binnenvielen, zijn al hun bezittingen geconfisqueerd.
Als Moritz zich met zijn echtgenote Hulda in september 1938 in de Jozef Israëlsstraat vestigt, hebben zij al een wereldreis achter de rug. In 1937 reist het echtpaar Lijon naar een zoon in Mexico. Helaas is de gezondheid van zijn vrouw niet tegen het Mexicaanse klimaat bestand. Op doktersadvies keren ze terug naar Europa. Via Frankrijk komen ze uiteindelijk in Groningen terecht.
Het bejaarde echtpaar leeft de eerste oorlogsjaren in kommervolle omstandigheden. Ze zijn aangewezen op ondersteuning door de Joodse Raad.
Op 9 maart 1943 is Moritz gedeporteerd naar Westerbork. Zijn echtgenote Hulda wordt later vanuit het ziekenhuis op 16 april 1943 naar Westerbork gebracht. Zij verblijft daar in de ziekenbarak en overlijdt op 27 november 1943.
Kort daarna op 25 januari 1944 moet Moritz op transport naar Auschwitz, waar hij, bijna 81 jaar oud, na aankomst op 28 januari 1944 wordt vermoord.

Peter, de reeds genoemde achterkleinzoon, vertelt dat hij diverse malen heeft geprobeerd om een schadeloosstelling te krijgen van de Poolse regering voor het afpakken van het bezit van zijn overgrootouders. Dit is nooit gelukt, ondanks het feit dat deze achterkleinzoon beschikt over een originele lijst van de zaken die de nazi’s hebben geconfisqueerd.  

 


Hulda Lijon-Pinkus

Geboren: 6 juni 1875, Beuthen (Bytom) (Polen)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 16, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 16 april 1943
Bezweken: 27 november 1943, Westerbork

Hulda Lijon-Pinkus is op 6 juni 1875 geboren in Beuthen, het tegenwoordige Bytom in het zuiden van Polen. Haar achterkleinzoon Peter, die in Amerika woont, vertelt dat zijn overgrootouders land en rijke bezittingen hadden in Polen. Toen de nazi’s Polen binnenvielen, zijn al hun bezittingen geconfisqueerd.

Voordat Hulda zich met haar man Moritz in de Jozef Israëlsstraat vestigt, heeft ze een mislukte emigratie naar Mexico achter de rug. In 1937 wil het echtpaar Lijon zich bij een zoon in Mexico voegen, maar gezondheidsredenen dwingen hen terug te keren naar Europa.
De eerste oorlogsjaren leven Hulda en haar man in armoede. Ze zijn gedwongen bezittingen te verkopen en zijn aangewezen op hulp van de Joodse Raad. Hulda tobt met haar zwakke gezondheid.
Op 16 april 1943 is Hulda vanuit het ziekenhuis gedeporteerd naar Westerbork. Haar echtgenoot is al eerder gedeporteerd. Na aankomst in Westerbork verblijft ze in barak 82, de ziekenbarak. Op 27 november 1943 overlijdt Hulda daar en wordt ze gecremeerd. Haar stoffelijke resten zijn bijgezet op de Joodse Begraafplaats in Diemen.

Peter, de reeds genoemde achterkleinzoon, vertelt dat hij diverse malen heeft geprobeerd om een schadeloosstelling te krijgen van de Poolse regering voor het afpakken van het bezit van zijn overgrootouders. Dit is nooit gelukt, ondanks het feit dat deze achterkleinzoon beschikt over een originele lijst van de zaken die de nazi’s hebben geconfisqueerd.