Jozef Israëlsstraat 18A


Jozeph Cohen

Geboren: 27 augustus 1899, Oude Pekela
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 18a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 8 april 1943
Vermoord: 16 april 1943, Sobibor

Jozeph is de zoon van Hartog Cohen, geboren op 4 december 1869 in Oude Pekela en Hanni Weinthal, geboren op 9 maart 1867 in Esens, in Ostfriesland. Hartog en Hanni trouwen voor de wet in Oude Pekela op 31 december 1897, maar zijn al eerder in Esens gehuwd op 25 augustus 1897 volgens de joodse riten.

Vader Hartog is veehandelaar en slager in Oude Pekela. Daar is Jozeph geboren op 27 augustus 1899. Hij heeft een ouder broertje Benjamin dat in 1898 is geboren en na vier maanden is gestorven.

Jozeph trouwt op 12 december1924 met Marij Altgenug, geboren op 5 juni 1904 in Norden. Ze gaan wonen in de geboorteplaats van Jozephs moeder, aan de Westerstrasse in Esens. Jozeph is daar veekoopman van beroep.
Het echtpaar krijgt vijf kinderen, eerst vier meisjes: Helga, Marga, Franziska en Zitta en als laatste een zoontje: Hartog.
In 1933 treft de zaak van Jozeph als een der eersten het “Berufsverbot”. Tot het voorjaar van 1934 brengt Jozeph met zijn gezin een jaar in Nederland door, maar ze gaan dan weer terug.
Het moet onder de dreiging van vervolging zijn, dat Jozeph later naar Groningen verhuist; hij staat op 19 augustus 1937 ingeschreven aan de Heereweg 40a. Korte tijd later komen ook zijn vrouw en hun vijf kinderen naar Groningen. Op 14 oktober1937 staat het hele gezin ingeschreven op het adres Jozef Israëlsstraat 18a.

De moeder van Jozeph, Hanni Weinthal, woont ook bij hen in tot 07 januari 1942.
In de rapportage van de Joodse Raad staat het volgende:
“De oude vrouw heeft door de verschillende familieomstandigheden een zoo zwaar leven gehad dat zij er niet langer mocht blijven. Sedert 1 Juli is de vrouw in Beth Zekenim ondergebracht. Hiervoor wordt f 8.00 per week betaald, en wel f 3.50 van Openbare Armenzorg en f 4.50 door den J.R. Haar zoon Joseph handelt in aardappelen en kan de ondersteuning niet bijdragen”.
Beth Zekenim is het Joodse bejaardenhuis aan Schoolholm 26.

Er wonen bij het gezin sinds april 1939 nog vier personen in, een broer en drie zussen Cohen. Zij dragen dezelfde achternaam, maar hun relatie met de hoofdbewoners is niet bekend.
Het is moeilijk voor te stellen hoe zij daar met zijn allen op de bovenwoning hebben geleefd.

Jozephs vrouw Marij en vier van de vijf kinderen zijn op 14 januari 1943 vermoord in Auschwitz.
Zijn moeder Hanni Cohen-Weinthal is op dezelfde datum ook in Auschwitz vermoord.
Jozeph is drie maanden later, op 8 april1943 in Westerbork geïnterneerd vanuit het ziekenhuis in Groningen en een week later in Sobibor vermoord.

De oudste dochter Helga is de enige overlevende van deze familie. 


Marij Cohen-Altgenug

Geboren: 5 juni 1904, Norden (Duitsland)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 18a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 24 december 1942
Vermoord: 14 januari 1943, Auschwitz

Marij is op 5 juni 1904 geboren in Duitsland in de stad Norden, in Ostfriesland.
Haar ouders zijn Joseph Samson Altgenug, geboren 16 augustus 1870 in Norden, veehandelaar van beroep, en Sitta Altgenug-Spier, geboren op 18 september 1877 in Felsberg (Kassel).
Marij is het oudste kind; na haar komen: Grete, Siegmund, Iwan, Berta en Gustav.

Marij trouwt op 12 december 1924 in Norden met Jozeph Cohen. Hij is op 27 augustus 1899 in Oude Pekela geboren en net als haar vader veehandelaar van beroep. Na hun huwelijk gaan ze in de Westerstrasse in Esens, in het noorden van Ostfriesland, wonen.

Marij en Jozeph krijgen daar vijf kinderen: Helga, Marga, Franziska, Zitta en Hartog.
In 1933 treft de zaak van Jozeph als een der eersten het “Berufsverbot”. Tot het voorjaar van 1934 brengt Jozeph met zijn gezin een jaar in Nederland door, maar ze gaan dan weer terug.
Het moet onder de dreiging van de vervolging zijn, dat Jozeph naar Nederland verhuist en voor zijn gezin een woning vindt aan de Jozef Israëlsstraat 18a, waar zij op 14 oktober 1937 allen staan ingeschreven.
De schoonmoeder van Marij, Hanni Cohen-Weinthal woont dan ook bij hen in tot 7 januari 1942.
In de rapportage van de Joodse Raad staat het volgende:
“De oude vrouw heeft door de verschillende familieomstandigheden een zoo zwaar leven gehad dat zij er niet langer mocht blijven. Sedert 1 Juli is de vrouw in Beth Zekenim ondergebracht. Hiervoor wordt f. 8.00 per week betaald, en wel f 3.50 van Openbare Armenzorg en f 4.50 door den J.R. Haar zoon Joseph handelt in aardappelen en kan de ondersteuning niet bijdragen”.
Beth Zekenim is het Joodse bejaardenhuis aan het adres Schoolholm 26.

Er wonen bij het gezin sinds april 1939 nog vier personen in, een broer en drie zussen Cohen. Zij dragen dezelfde achternaam, maar hun relatie met de hoofdbewoners is niet bekend.
Het is moeilijk voor te stellen hoe zij daar met elkaar op de bovenwoning hebben geleefd.

Marij wordt op 24 december 1942 weggevoerd naar Westerbork en enkele weken later op 11 januari 1943 gedeporteerd naar Auschwitz. Daar is zij vermoord op 14 januari 1943.
Ook haar kinderen Marga, Franziska, Zitta en Hartog en haar schoonmoeder Hanni Cohen-Weinthal worden op die dag in Auschwitz vermoord.
Haar man Jozeph wordt op 16 april 1943 vermoord in Sobibor.

De oudste dochter Helga is de enige overlevende van deze familie. 

 


Marga Cohen

Geboren: 15 februari 1927, Esens (Duitsland)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 18a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 24 december 1942
Vermoord: 14 januari 1943, Auschwitz

Deel van een klassenfoto omstreeks 1934, Marga is het linker meisje

Marga is de dochter van Jozeph Cohen geboren op 27 augustus 1899 en Marij Altgenug geboren op 15 juni 1904. Jozeph komt uit Oude Pekela en Marij komt uit Esens, in Duitsland. Zij zijn getrouwd op 12 december 1924 in Norden. Beide plaatsen liggen in Ostfriesland.
Vader Jozeph is veekoopman van beroep. Het paar gaat in Esens wonen.

Marga is in Esens geboren op 15 februari 1927, als tweede dochter. Haar oudste zusje heet Helga. Na haar komen de zusjes Franziska en Zitta en als jongste het broertje Hartog. In 1933 treft de zaak van Jozeph als een der eersten het “Berufsverbot”. Tot het voorjaar van 1934 brengt het gezin van Marga een jaar in Nederland door, maar ze gaan dan weer terug. Het moet onder de dreiging van vervolging zijn, dat vader Jozeph later naar Groningen verhuist, hij staat per 19 augustus 1937 ingeschreven aan de Heereweg 40a. Enige tijd later komen ook zijn vrouw en hun vijf kinderen naar Groningen. Zij staan allen op 14 oktober 1937 ingeschreven op het adres Jozef Israëlsstraat 18a.

Ook grootmoeder Hanni Cohen-Weinthal, de moeder van haar vader woont bij hen in tot begin januari 1942. Zij verhuist dan naar Beth Zekenim, het Joodse bejaardenhuis aan de Schoolholm 26.

Er wonen bij het gezin sinds april 1939 nog vier personen in, een broer en drie zussen Cohen. Zij dragen dezelfde achternaam, maar hun relatie met de hoofdbewoners is niet bekend. Het is moeilijk voor te stellen hoe zij daar met elkaar op de bovenwoning hebben geleefd.

Marga is op 24 december 1942 weggevoerd naar Westerbork, van waaruit ze begin januari 1943 naar Auschwitz wordt gedeporteerd. Daar is ze op 14 januari 1943 vermoord, op bijna 16-jarige leeftijd.
Haar moeder Marij, zusjes Franziska en Zitta en broertje Hartog zijn op dezelfde dag vermoord in Auschwitz, evenals grootmoeder Hanni Cohen-Weinthal.
Haar vader wordt vermoord op 16 april 1943 in Sobibor.

Haar oudste zus Helga overleeft als enige de oorlog. 

 


Franziska Cohen

Geboren: 3 mei 1930, Esens (Duitsland)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 18a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 24 december 1942
Vermoord: 14 januari1943, Auschwitz

Franziska is de 3e dochter van Jozeph Cohen, geboren op 27 augustus 1899, en Marij Altgenug, geboren 15 juni 1904. Jozeph komt uit Oude Pekela en Marij komt uit Esens, Duitsland. Zij zijn getrouwd op 12 december 1924 in Norden. Beide plaatsen liggen in Ostfriesland.
Vader Jozeph is veekoopman van beroep. Het paar gaat in Esens wonen.

Franziska is in Esens geboren op 03 mei 1930. Haar oudere zusjes zijn Helga en Marga. Na haar komt Zitta en als jongste het broertje Hartog.
In 1933 treft de zaak van Jozeph als een der eersten het “Berufsverbot” .
Tot het voorjaar van 1934 brengt het gezin van Franziska een jaar in Nederland door, maar ze gaan dan weer terug. Het moet onder de dreiging van vervolging zijn, dat vader Jozeph naar Groningen verhuist; hij staat per 19 augustus1937 ingeschreven aan de Heereweg 40a. Enige tijd later komen ook zijn vrouw en hun vijf kinderen naar Groningen. Zij staan allen op 14 oktober 1937 ingeschreven op het adres Jozef Israëlsstraat 18a.

Ook grootmoeder Hanni Cohen-Weinthal, de moeder van haar vader woont bij hen in tot
begin 1942. Zij verhuist dan naar Beth Zekenim, het Joodse bejaardenhuis aan de Schoolholm 26.

Er wonen bij het gezin sinds april 1939 nog vier personen in, een broer en drie zussen Cohen. Zij dragen dezelfde achternaam, maar hun relatie met de hoofdbewoners is niet bekend. Het is moeilijk voor te stellen hoe zij daar met elkaar op de bovenwoning hebben geleefd.

Franziska is op 24 december 1942 weggevoerd naar Westerbork, van waaruit ze op 11 januari 1943 naar Auschwitz wordt gedeporteerd. Daar is ze op 14 januari1943 vermoord, op dertienjarige leeftijd.

Haar moeder, Marga, Zitta en Hartog zijn op dezelfde dag vermoord in Auschwitz, evenals grootmoeder Hanni Cohen-Weinthal.
Haar vader wordt vermoord op 16 april 1943 in Sobibor.

Haar oudste zus Helga heeft als enige de oorlog overleefd. 

 


Zitta Cohen

Geboren: 26 september 1931, Esens (Duitsland)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 18a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 24 december 1942
Vermoord: 14 januari 1943, Auschwitz

Zitta is een dochter van Jozeph Cohen, geboren 27 augustus 1899 en Marij Cohen-Altgenug, geboren 15 juni 1904. Jozeph komt uit Oude Pekela en Marij komt uit Esens, Duitsland. Zij zijn getrouwd op 12 december 1924 in Norden, Duitsland. Beide plaatsen liggen in Ostfriesland.
Vader Jozeph is veekoopman van beroep. Het paar gaat wonen in Esens.

Zitta is in Esens geboren op 26 september 1931 als vierde dochter. Zij heeft drie oudere zusjes: Helga, Marga en Franziska. Na haar komt het broertje Hartog.

In 1933 treft de zaak van Jozeph als een der eersten het “Berufsverbot”. Tot het voorjaar van 1934 brengt het gezin van Zitta een jaar in Nederland door, maar ze gaan dan weer terug. Het moet onder de dreiging van vervolging zijn, dat vader Jozeph naar Groningen verhuist; hij staat per 19 augustus 1937 ingeschreven aan de Heereweg 40a. Enige tijd later komen ook zijn vrouw en hun vijf kinderen naar Groningen. Zij staan allen op 14 oktober 1937 ingeschreven op het adres Jozef Israëlsstraat 18a.
Ook grootmoeder Hanni Cohen-Weinthal, de moeder van haar vader woont bij hen in tot
begin 1942. Zij verhuist dan naar Beth Zekenim, het Joodse bejaardenhuis aan de Schoolholm 26.

Er wonen bij het gezin sinds april 1939 nog vier personen in, een broer en drie zussen Cohen. Zij dragen dezelfde achternaam, maar hun relatie met de hoofdbewoners is niet bekend.
Het is moeilijk voor te stellen hoe zij daar met elkaar op de bovenwoning hebben geleefd.

Zitta is op 24 december 1942 weggevoerd naar Westerbork, van waaruit ze op 11 januari 1943 naar Auschwitz wordt gedeporteerd. Daar is ze op 14 januari 1943 vermoord, op 11-jarige leeftijd.

Haar moeder, zusjes Marga en Franziska en broertje Hartog zijn op dezelfde dag vermoord in Auschwitz, evenals haar grootmoeder Hanni Cohen-Weinthal.
Haar vader wordt vermoord op 16 april 1943 in Sobibor.

Haar oudste zus Helga overleeft als enige de oorlog. 

 


Hartog Cohen

Geboren: 9 november 1936, Esens (Duitsland)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 18a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 24 december 1942
Vermoord: 14 januari 1943, Auschwitz

Hartog is het jongste kind en de enige zoon van Jozeph Cohen geboren op 27 augustus 1899 en Marij Altgenug geboren 15 juni 1904. Jozeph komt uit Oude Pekela en Marij komt uit Esens, Duitsland.
Zij zijn getrouwd op 12 december 1924 in Norden, Duitsland. Beide plaatsen liggen in Ostfriesland.
Vader Jozeph is veekoopman van beroep. Het paar gaat in Esens wonen.

Hartog is op 9 november 1936 in Esens geboren als hun vijfde kind. Zijn oudere zusjes zijn Helga, Marga, Franziska en Zitta.
In 1933 treft de zaak van zijn vader Jozeph als een der eersten het “Berufsverbot”. Tot het voorjaar van 1934 brengt het gezin van Hartog een jaar in Nederland door, maar ze gaan dan weer terug. Het moet onder de dreiging van vervolging zijn, dat vader Jozeph naar Groningen verhuist; hij staat per 19 augustus 1937 ingeschreven aan de Heereweg 40a. Enige tijd later komen ook zijn vrouw en hun vijf kinderen naar Groningen. Zij staan allen op 14 oktober 1937 ingeschreven op het adres Jozef Israëlsstraat 18a.
Ook grootmoeder Hanni Cohen-Weinthal, de moeder van zijn vader woont bij hen in tot
begin 1942. Zij verhuist dan naar Beth Zekenim, het Joodse bejaardenhuis aan de Schoolholm 26.

Er wonen bij het gezin sinds april 1939 nog vier personen in, een broer en drie zussen Cohen. Zij dragen dezelfde achternaam, maar hun relatie met de hoofdbewoners is niet bekend.
Het is moeilijk voor te stellen hoe zij daar met elkaar op de bovenwoning hebben geleefd.

Hartog wordt op 24 december 1942 weggevoerd naar Westerbork, van waaruit hij op 11 januari 1943 naar Auschwitz wordt gedeporteerd. Daar is hij op 14 januari 1943 vermoord, op zesjarige leeftijd.

Zijn moeder en zusjes Marga, Franziska en Zitta zijn op dezelfde dag vermoord in Auschwitz, evenals grootmoeder Hanni Cohen-Weinthal.
Zijn vader is vermoord op 16 april 1943 in Sobibor.

Zijn oudste zus Helga heeft als enige de oorlog overleefd. 

 


Hartog Cohen

Geboren: 25 juni 1878, Ihrhove (Duitsland)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 18a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 12 november 1942
Vermoord: 19 november 1942, Auschwitz

Hartog is geboren in Ihrhove, nabij Leer in Ostfriesland.
Zijn vader is Nochum Cohen die op 19 augustus 1853 in Oude Pekela is geboren.
Zijn moeder is Rosette van Zand, geboren op 23 februari1853, eveneens in Oude Pekela.

Hartog is het oudste kind in het gezin Cohen-van Zand. Hij heeft negen broers en zusters.
Hartog is ongehuwd gebleven en woont in Leer. Hij is veehandelaar van beroep. Over zijn leven in Duitsland is verder geen informatie.

Op 26 april 1939 verhuist hij met zijn zusters Esther, Sara en Henderiena naar Nederland.
Per 28 april 1939 staat Hartog met zijn zusters ingeschreven op het adres Jozef Israëlsstraat 18a in Groningen.
Hij woont dan in bij de familie Cohen-Altgenug. Dit gezin bestaat uit vader Jozeph, moeder Marij Altgenug, hun vijf kinderen en grootmoeder Hanni Cohen-Weinthal.
Zijn relatie met het gezin Cohen-Altgenug is onbekend.
Hartog en zijn zusters hebben het financieel erg moeilijk. Zij hebben f 9,55 per week te besteden voor hun dagelijkse benodigdheden inclusief ritueel eten.
Zijn zus Sara Cohen overlijdt in Groningen op 8 september 19391.

Op 12 november 1942 wordt Hartog naar Westerbork weggevoerd en van daar op 16 november 1942 gedeporteerd naar Auschwitz. Hier is hij op 19 november 1942 op 64-jarige leeftijd vermoord.
Zijn zusters Henderiena en Esther zijn op twee verschillende data in maart 1943 vermoord in Sobibor. 

 


Esther Cohen

Geboren: 11 januari 1881, Ihrhove (Duitsland)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 18a, Groningen
Gedeporteerd naar Westerbork: 11 maart 1943
Vermoord: 26 maart 1943, Sobibor

Esther is op 11 januari 1881 geboren in Ihrhove, in Ostfriesland, Duitsland.
Zij is het derde kind uit een rij van tien kinderen.

Haar vader is Nochum Cohen die op 19 augustus 1853 in Oude Pekela is geboren.
Haar moeder is Rosette van Zand, geboren op 23 februari 1853 eveneens in Oude Pekela.
Esther woont in Leer, zij is ongehuwd gebleven.
Hoe het haar in Leer is vergaan, is onbekend gebleven.
Samen met haar broer Hartog en haar zusters Sara en Henderiena komt zij op 28 april 1939 in Groningen wonen op het adres Jozef Israëlsstraat 18a.
Zij woont dan in bij de familie Cohen-Altgenug, die uit oma Hanni, vader Jozeph, moeder Marij en hun vijf kinderen bestaat.
Het is niet bekend wat haar relatie is met het gezin Cohen-Altgenug.
Haar zus Sara Cohen overlijdt in Groningen op 08 september 19391.
Esther en haar broer Hartog en zus Henderiena hebben het financieel erg moeilijk. Zij hebben f 9,55 per week te besteden voor hun dagelijkse benodigdheden inclusief ritueel eten.

Op 11 maart1943 is Esther naar Westerbork weggevoerd en van daar op 23 maart 1943 op transport gesteld naar Sobibor. Hier is zij op 26 maart 1943 vermoord, op 62- jarige leeftijd.
Dat lot treft ook haar zus Henderiena. Haar broer Hartog is al in november 1942 vermoord in Auschwitz. 

 


Henderiena Cohen

Geboren: 19 september 1886, Loga (Duitsland)
Laatste adres: Jozef Israëlsstraat 18a, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 9 maart 1943
Vermoord: 20 maart 1943, Sobibor

Henderiena is geboren op 19 september 1886 in Loga, nabij Leer in Ostfriesland.
Haar vader is Nochum Cohen, geboren in Oude Pekela op 19 augustus 1853 en haar moeder is Rosette van Zand. Ook zij is geboren in Oude Pekela, op 23 februari 1853.

Henderiena, die ongehuwd is gebleven, woont in Leer. Zij is het zevende kind uit een rij van tien broers en zusters.
Henderiena is gehandicapt: zij is doof en veelal bedlegerig. Over haar leven in Duitsland is verder niets bekend.
Op 26 april 1939 verhuist zij naar Nederland, samen met haar broer Hartog en zusters Sara en Esther. Zij staan per 28 april 1939 ingeschreven op het adres Jozef Israëlsstraat 18a te Groningen.
Zij woont in bij het gezin van Jozeph Cohen, dat bestaat uit zijn vrouw Marij Altgenug en hun vijf kinderen en grootmoeder Hanni Cohen-Weinthal.
Wat de relatie van Henderiena met het gezin Cohen- Altgenug is, is niet bekend.

Haar zuster Sara Cohen overlijdt in Groningen op 8 september 19391.
Henderiena en haar broer Hartog en zus Esther hebben het financieel erg moeilijk. Zij hebben f9,55 per week te besteden voor hun dagelijkse benodigdheden incl. ritueel eten.

Op 09 maart 1943 wordt Henderiena naar Westerbork weggevoerd en van daar op 17 maart 1943 naar Sobibor gedeporteerd. Daar is zij op 20 maart 1943 op 56- jarige leeftijd vermoord. Haar zus Esther treft hetzelfde lot op 26 maart.

Haar broer Hartog is al eerder, in november 1942 in Auschwitz vermoord.

———————————

1 In haar overlijdensakte staat de term ‘dood bevonden’ vermeld, hetgeen verwijst naar een niet natuurlijke dood, in haar geval naar suïcide. Dit wordt ook door haar nabestaanden in Duitsland bevestigd.