Kraneweg 25


Jacob Vissel

Geboren: 7 maart 1874, Groningen
Laatste adres: Kraneweg 25, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 4 februari 1943
Vermoord: 12 februari 1943, Auschwitz

De vader van Jacob Vissel, Mozes Vissel, wordt in 1834 geboren in de Groningse Folkingestraat. Hij gaat buiten de stad in de leer als borstelmaker en vestigt zich in 1862 vanuit Uithuizen in Groningen. In 1864 trouwt hij in Wildervank met Saartje Klein uit die plaats. Mozes en Saartje wonen tot 1867 in Wildervank, waar ze met een levenloos kind in 1865 en een slechts 17 dagen oud geworden dochter Keetje in 1866 geen geluk hebben. Begin 1867 verhuizen ze naar Groningen, waar Mozes zich als borstelmaker vestigt in de Akerkstraat, die op dat moment nog naar het Armengasthuis de Lamme Huiningestraat heet. Daar worden vier kinderen geboren: in 1868 Jacob, die overlijdt als hij drie is, in 1870 Joseph, in 1872 Martha en in 1874 weer een Jacob. Deze Jacob is dus de laatste van zes kinderen, van wie er slechts drie volwassen worden. Ook hun moeder wordt niet oud, ze overlijdt in 1879 als Jacob vijf jaar oud is. Zijn vader hertrouwt een jaar later, maar uit dit tweede huwelijk worden geen kinderen meer geboren.

Jacob en zijn oudere broer Joseph treden als borstelmaker in de voetsporen van hun vader. Het gezin woont aan de Driemolendrift, en vanaf 1905 handelt Jacob in borstels in de Oosterstraat 34, zoals hij in het Nieuwsblad van het Noorden laat weten.

Vanaf het begin verkoopt Jacob ook andere huishoudelijke artikelen, waaronder kachels. In 1906 stapt hij helemaal over naar de handel in kachels en haarden. Hij verhuist daarvoor naar een ander pand aan de Oosterstraat, op nummer 49. In 1907 plaatst hij een grote advertentie.

Hij is dan al sinds 1903 getrouwd met Leentje Frank. Zij krijgen vijf kinderen: Mozes (1905), Hanne (1906), Isaac (1908) en Jozeph (1910). In 1915 krijgen Jacob en Leentje nog een levenloos kind.

Jacob breidt de zaak uit. In 1914 vraagt hij een Hinderwetvergunning voor de plaatsing van een smederij achter Oosterstraat 49, “om de kachels te kunnen nazien en kachelpijpen te maken.” Hij vindt dat hij niet onder de veiligheidswet valt, schrijft hij, want er “zal alleen met handkracht gewerkt worden. Gewoonlijk zal er met één man worden gewerkt.” In 1923 volgt de verhuizing naar Oosterstraat 12, waar in 1927 ook de eerste etage als toonzaal ingericht wordt. Ze wonen boven de winkel, op 12a. Ook op dit nieuwe adres vraagt Jacob vergunning voor een smederij, nu met een 2 PK elektromotor om een boor- en een polijstmachine aan te drijven. Enkele jaren later komt er een sterkere motor bij en heeft Jacob vergunning om maximaal acht mensen tegelijk aan het werk te hebben. De zaak heet dan “HET HAARDENHUIS”. De werkzaamheden achter de winkel worden in 1928 verplaatst naar een fabriekje in de Tuinbouwdwarsstraat, dat de naam “Groninger Haardenfabriek” krijgt. De groei zet zich voort en leidt tot nieuwe verhuizingen van de fabriek, in 1930 naar Hoogkerk en in 1932 opnieuw binnen Hoogkerk naar Zuiderweg 68.

Jacob is een frequent en creatief adverteerder voor het eerste product van de fabriek: de ELITAHAARD. Met zijn zoons Mozes en Isaac introduceert Jacob de haard met grote advertenties, ook in regionale kranten buiten Groningen. Opvallend is ook de serie advertenties uit de jaren dertig die ogen als huwelijksaankondiging, zoals deze in februari 1932.

De ELITAHAARD ging vele huwelijken aan, ook met W. Inter, W. Armte, M. Ooi, G.E. Not en G.E. Zellig en met nog minstens twintig anderen. De advertenties voor de winkel laten aan de openingstijden zien dat Jacob zich aan de sabbat en de joodse feestdagen houdt.

In 1932 overlijdt Jacobs tweede zoon Isaac, die mede-directeur en beoogd opvolger in de zaak is. De oudste zoon Mozes Vissel neemt in 1935 het bedrijf over, bijgestaan door zijn jongere broer Jozeph. Deze had de hbs gedaan en studeerde sinds 1931 aan de universiteit biologie, maar staakt zijn studie na het derde jaar. Vanaf zomer 1934 zijn het de “Gebroeders Vissel” die de haardenfabriek leiden. Op 26 maart 1935 kondigt Jacob de opheffing van de winkel, het Haardenhuis aan:

Daar ik mij uit zaken wil terugtrekken, ben ik bij gebrek aan opvolger gedwongen mijn zaak op te heffen. Vrij onverwachts was ik in staat mijn winkel te verhuren aan de speelgoedzaak “Het Kinderparadijs”, die zich hier reeds 1 April zal vestigen.

Het gezin gaat in het bovenhuis op 12a wonen, de inventaris en magazijnvoorraad wordt in Leeuwarden geveild, maar Jacob blijft service verlenen en adverteert ook nog met een partij goederen die na de sluiting nageleverd wordt. De Haardenfabriek laat bovendien weten dat de Gebr. Vissel alle verplichtingen met betrekking tot de Elita-haarden van Jacob Vissel zullen overnemen.

In 1938 verhuizen Jacob en Leentje Vissel-Frank met Mozes, Hanne en Jozeph (‘Mo, Hanna, Jo’) twee keer. Na twee maanden op het adres Wassenberghstraat 52 verhuizen ze door naar Kraneweg 25. Het pand is eigendom van de Doopsgezinde kerk. Deze verhuurt het aan Mozes Vissel als huurder. Zijn zuster Hanne deponeert haar levensverzekering voor een bedrag van 1500 gulden als borg voor de huurbetaling.

In maart 1942 besluit het gezin Vissel onder te duiken. Ze worden hierbij geholpen door Alje de Boer, die werkmeester is in de haardenfabriek. De Boer regelt een plek voor Jacob, Leentje en hun drie kinderen bij zijn schoonouders in Eelderwolde, Gerrit Vrieling en Fokkelina Vrieling-Plet, die op 1c wonen (tegenwoordig Veenweg 1c). In 1941 was Alie de Boer getrouwd met hun dochter Wiebina Johanna. Ook Jonie Wagenaar, de verloofde van Mozes Vissel, hoort bij de onderduikers, evenals Jacobs oudere broer Joseph Vissel en diens vrouw Mietje Vissel-Frank. Mietje is een nicht van Jacobs vrouw Leentje Frank. Ook de buren op 1d hebben onderduikers, twee vrouwen en een man.

Op 18 januari 1943 gaat het mis. De acht onderduikers op 1c worden gearresteerd. Op 1d wordt geschoten, de man wordt neergeschoten en overlijdt later in het ziekenhuis. De twee vrouwen gaan met de groep ‘Vissel’ naar het huis van bewaring. Ze worden 4 februari met een straftransport overgebracht naar Westerbork. De eerste dinsdag daarna, 9 februari 1943, worden ze gedeporteerd naar Auschwitz. Op de broers Mozes en Jozeph Vissel na worden allen 12 februari 1943, direct na aankomst omgebracht. De broers leven nog tot 30 april 1943.

Fokkelina Vrieling-Plet bekoopt haar hulp aan de onderduikers met de dood. Uit Vught wordt ze naar Ravensbrück overgebracht, waar ze overlijdt op de dag dat de Russen het kamp bevrijden. Gerrit Vrieling heeft de oorlog overleefd. 

 


Leentje Vissel-Frank

Geboren: 26 februari 1873, Groningen
Laatste adres: Kraneweg 25, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 4 februari 1943
Vermoord: 12 februari 1943, Auschwitz

Leentje Frank heeft een twee jaar oudere broer Elkan als ze in 1873 geboren wordt. Haar ouders Isaac Elkan Frank en Hanna Cohen krijgen tussen 1875 en 1889 na Leentje nog zes dochters en twee zonen: Siemon, Saartje, Frouke, Betje, Zadok, Hendrika en Henriëtte. De vader van Leentje is afkomstig uit Amsterdam en in 1854 met zijn ouders en broers naar Groningen verhuisd. Ze hebben een uitdragerij aan het Gedempte Zuiderdiep. Even verderop zit de uitdragerij van Leentjes oom Isaac Nathan Frank. Leentjes moeder is dochter van een Groninger koopman ‘in aardappelen’.
In 1903 trouwt Leentje met Jacob Vissel, die bij het gezin Frank om de hoek woont. Ze vestigen zich in de Oosterstraat, waar Jacob Vissel begint met de productie en verkoop van borstels. Al snel stapt hij over op de lucratievere handel in kachels en haarden. Leentje en Jacob krijgen in deze jaren vier kinderen. In 1905 wordt Mozes geboren, gevolgd door Hanne, Isaac en Jozeph, respectievelijk in 1906, 1908 en 1910. In 1915 bevalt Leentje nog van een doodgeboren kind.
Jacob doet met zijn “Groninger Haardenhuis” goede zaken. Om te kunnen uitbreiden verhuist de zaak tot twee keer toe in de Oosterstraat. Mozes en Isaac werken mee in de zaak. Een werkplaats achter de winkel groeit uit tot een haardenfabriek, die vanaf 1928 geleid wordt door Mozes en Isaac. Hun broer Jozeph wil leren. Hij rondt in 1931 met een staatsexamen de hbs af en gaat studeren aan de Rijksuniversiteit. Maar in 1932 overlijdt Isaac. Twee jaar later breekt Jozeph zijn studie af om bedrijfsleider van de fabriek te worden. De “Gebr. Vissel” maken de Elita-haard en verkopen die door het hele land. In 1935 besluit Jacob te stoppen met de winkel, het Haardenhuis en het pand te verhuren aan het ‘Kinderparadijs’. Met vijf volwassenen wonen boven de winkel van een ander voldoet niet meer. In 1938 betrekken ze hun nieuwe huurhuis aan de Kraneweg 25, met minder trappen en meer ruimte. Op 10 augustus 1941 is daar de receptie ter gelegenheid van de verloving van Mozes Vissel met Joanna Wagenaar uit Den Haag.
In de oorlog duikt het gezin onder in Eelderwolde, het blijft onduidelijk vanaf wanneer. Op 18 januari 1943 gaat het mis. De acht onderduikers worden gearresteerd. Op 4 februari 1943 gaan ze op straftransport van Groningen naar Westerbork. Leentje en haar gezin gaan op 9 februari op transport naar Auschwitz. Leentje en haar man en dochter worden daar direct bij aankomst vermoord. Leentjes beide zonen leven nog tot 30 april 1943. 

 


Mozes Vissel

Geboren: 18 februari 1905, Groningen
Laatste adres: Kraneweg 25, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 4 februari 1943
Vermoord: 30 april 1943, Auschwitz

Mozes Vissel is het eerste kind van Leentje Frank en Jacob Vissel. Hij krijgt nog een zuster Hanne en broers Isaac en Jozeph. 1905, het geboortejaar van Mozes, is ook het jaar waarin Jacob Vissel besluit om van branche te wisselen. Hij stopt met de productie en verkoop van borstels en gaat in de Oosterstraat haarden verkopen. De zaken van Mozes’ vader lopen goed. De winkel verhuist binnen de Oosterstraat van nummer 34 naar 49 en in 1921 naar nummer 12. Het gezin gaat wonen boven de winkel, op 12a. Wat begint als werkplaats achter de winkel groeit uit tot een smederij met elektrische apparatuur, waar maximaal acht personen tegelijk mogen werken. Mozes heeft vanaf 1924 een auto. In augustus en september 1928 verblijft hij in Vilvoorde, België, om zijn licht op te steken bij de daar gevestigde metaalindustrie. In Groningen zijn Jacob, Mozes en Isaac Vissel namelijk begonnen met de voorbereidingen voor een haardenfabriek, te beginnen met het zoeken naar een fabriekspand: 
‘Te huur gevraagd: Geheel of gedeeltelijk 
Fabrieksgebouw
of groot Pakhuis, om als Haardenfabriek in te richten.
Aanbiedingen Zaterdagavond nà 7 uur Oosterstraat 12’

Na deze advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden volgen verschillende personeelsadvertenties. Ze zoeken (leerling-)smeden, lakkers, slijpers, een rijwielmaker, een bankwerker en kantoorpersoneel. De fabriek verhuist naar de Tuinbouw¬dwarsstraat. In september loopt de productie, maar door een binnenbrandje niet probleemloos. In oktober start een advertentiecampagne voor de Elita-haard, ‘welke zoo geconstrueerd is, dat GROOTE VERWARMINGSCAPACITEIT gepaard gaat met MINIMUM BRANDSTOFVERBRUIK.’
Het handelsregister weerspiegelt deze ontwikkelingen. Begin 1927 voegt Jacob Vissel (‘Handel in huishoudelijke artikelen, haarden, kachels, gaskachels enz.’) aan het uitgeoefend bedrijf toe ‘alsmede het fabriceren van kachels’. Als die fabricage loopt, introduceert Jacob aan het eind van 1928 ook nieuwe handelsnamen: voor de winkel “Jacob Vissel – Het Haardenhuis” of kortweg “Het Haardenhuis”, en voor de fabriek de naam “Groninger Haardenfabriek”.
In 1930 is het pand al weer te klein en verhuist de fabriek, die geleid wordt door Mozes en zijn jongere broer Isaac, naar Zuiderweg 30 te Hoogkerk en twee jaar later naar Zuiderweg 68. Het einde van 1932 kent twee ingrijpende gebeurtenissen. De fabriek wordt afgesplitst van de winkel. En op 12 november overlijdt Mozes’ broer Isaac.

advertentie van de Groninger Haardenfabriek in de Nieuwe Tilburgsche Courant, 17-9-1932

Mozes Vissel zet de fabriek voort en mag de naam “Groninger Haardenfabriek” blijven voeren. In 1934 zal Jozeph, Mozes’ jongste broer, zijn universitaire studie staken om tot de bedrijfsleiding toe te treden. De fabriek wordt dan opnieuw geleid door de ‘Gebr. Vissel’. Vanaf 1932 is hun Elita-haard in heel Nederland te koop.

In 1935 stopt Jacob Vissel wegens gebrek aan een opvolger met het Haardenhuis.

ondertekening van het huurcontract met handtekeningen van Mozes en Hanne Vissel (Groninger Archieven, Toegang 1425, Inv.nr. 593)

De Gebr. Vissel nemen onderhoud en garanties van de door hun vader verkochte haarden over. Wonen boven de zaak van een ander (het “Kinderparadijs”) met vijf volwassenen was zeker niet confortabel. In 1938 huurt Mozes Vissel daarom als hoofdhuurder voor 50 gulden per maand Kraneweg 25. Het pand is eigendom van de Doopsgezinde Gemeente, die het voor maximaal 10 jaar verhuurt. Mozes’ zuster Hanna Vissel deponeert haar levensverzekering van 1500 gulden als garantie voor de huurbetaling.

Voordat het gezin naar de Kraneweg verhuist wonen ze in de zomer van 1938 nog twee maanden in Wassenbergstraat 52. In de oorlog gaat aanvankelijk het gewone leven verder. Mozes verlooft zich 10 augustus 1941 met Joanna (‘Jonie’) Wagenaar uit Den Haag. In oktober 1941 gaan ze in ondertrouw “M. Vissel 36 j[aar] J. Wagenaar 26 j.”.
Op een gegeven moment besluit het gezin Vissel onder te duiken, samen met Jonie Wagenaar en met een oom en tante van Mozes uit Scheveningen, Joseph Vissel en Mietje Vissel-Frank. De werkmeester van de haardenfabriek, Alje de Boer uit Hoogkerk, regelt onderdak voor hen bij zijn schoonouders Gerrit en Fokkelina Vrieling-Plet in Eelderwolde. De onderduikperiode eindigt 18 januari 1943 met een inval van de politie. Op 4 februari 1943 wordt het gezin Vissel met een straftransport van Groningen naar Westerbork wordt gebracht. Uit Westerbork worden zij met de eerste trein na hun aankomst naar Auschwitz overgebracht. Daar worden Jacob Vissel, Leentje Vissel-Frank en Hanne Vissel direct na aankomst vermoord. Jonie Wagenaar en oom en tante Vissel zitten in dezelfde trein, hen treft hetzelfde lot. De gebroeders Vissel leven nog tot 30 april 1943. Mo Vissel en Jonie Wagenaar zijn ongehuwd gebleven. 

 


Hanne Vissel

Geboren: 11 augustus 1906, Groningen
Laatste adres: Kraneweg 25, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 4 februari 1943
Vermoord: 12 februari 1943, Auschwitz

Hanne Vissel wordt geboren in de Groningse Oosterstraat, kort nadat haar vader daar is begonnen met een winkel in kachels en haarden. Hanne, die zich ook wel Hanna noemt, heeft een oudere en twee jongere broers: Mozes, Isaac en Jozeph. Net als Jozeph, die naar de hbs gaat, leert Hanne door. Ze slaagt in 1933 in Amsterdam voor het examen apothekersassistente. Een jaar later sluit ze een levensverzekering af voor het aanzienlijke bedrag van 1500 gulden. Het ligt daarom voor de hand dat ze in een apotheek aan de slag gegaan is. Hanne is muzikaal. In 1931 zingt ze op een toneel- en cabaretavond van “De Joodsche Club” enkele liederen, begeleid aan de vleugel door Bella Swaan.

ondertekening van het huurcontract met handtekeningen van Mozes en Hanne Vissel (Groninger Archieven, Toegang 1425, Inv.nr. 593)

Als haar vader Jacob Vissel in 1935 stopt met de verkoop van haarden en het winkelpand verhuurt, is het gezin helemaal op het huis boven de winkel, Oosterstraat 12a, aangewezen. Een ruimere behuizing wordt in 1938 gevonden aan de Kraneweg. Mozes Vissel, Hannes oudste broer, kan de benedenwoning Kraneweg 25 huren dankzij de bereidheid van Hanne om met haar levensverzekering borg te staan voor de betaling van de huur. Mozes en Hanne ondertekenen beiden het huurcontract.

In de oorlog duikt het gezin onder in Eelderwolde, het blijft onduidelijk vanaf wanneer. Op 18 januari 1943 gaat het mis. De acht onderduikers worden gearresteerd. Op 4 februari 1943 gaan ze op straftransport van Groningen naar Westerbork. Het gezin moet vijf dagen later op transport naar Auschwitz. Hanne en haar ouders worden daar direct bij aankomst vermoord. Haar broers leven nog tot 30 april 1943. 

 


Jozeph Vissel

Geboren: 30 april 1910, Groningen
Laatste adres: Kraneweg 25, Groningen
Weggevoerd naar Westerbork: 4 februari 1943
Vermoord: 30 april 1943, Auschwitz

Jozeph Vissel is het vierde kind van Leentje Vissel-Frank en Jacob Vissel, na zijn broers Mozes en Isaac en zijn zuster Hanne. Zijn vader, die aanvankelijk borstelmaker is, verkoopt haarden. Binnen de Oosterstraat verhuist hij de zaak twee keer om in 1921 op nummer 12 uit te komen, een winkelpand met twee verdiepingen met een bovenhuis op 12a, waar het gezin gaat wonen. In 1923 begint Jozeph na een geslaagd toelatingsexamen met de gemeentelijke hbs in de nabije Nieuwe Sint Jansstraat.

Jozeph is een ondernemende leerling. Als hij in 1927 de school na de driejarige cursus heeft afgerond, biedt hij in het Nieuwsblad van het Noorden zijn schoolboeken te koop aan. Intussen is de hbs aan de Nieuwe Sint Jansstraat door toevoeging van een tweejarige hogere handelsschool vijfjarig geworden. Natuurwetenschappelijke vakken biedt de handels-hbs, die de voorloper is van het latere hbs-a, niet aan. In die richting gaat wel Jozephs belangstelling. Hij slaagt in de zomer van 1929 voor de handels-hbs, nadat hij in mei al geslaagd is als kantoorstenograaf. Ook dit keer biedt hij zijn schoolboeken te koop aan. Vanaf dat moment bereidt hij zich voor op het staatsexamen hbs, waarin wel de bèta-vakken geëxamineerd worden. Dat diploma geeft toelating tot de universiteit. Hij slaagt in augustus 1931 en schrijft zich meteen in bij de faculteit wiskunde en natuurwetenschappen van de Groningse Rijksuniversiteit. Maar in de zaak van zijn vader, waarin zijn broers Mozes en Isaac meewerken, ontstaat een groot probleem. In 1928 is de werkplaats achter de winkel in de Oosterstraat uitgegroeid tot een heuse haardenfabriek in de Tuinbouwdwarsstraat, die geleid wordt door Jozephs’s broers. De fabriek van Mozes en Isaac Vissel breidt verder uit en verhuist in 1930 naar Hoogkerk en in 1932 nogmaals binnen Hoogkerk. Dan overlijdt in november 1932 Isaac Vissel, de jongste van de twee fabrikanten. Op dat moment besluit Jozeph om de plaats van Isaac binnen de fabriek in te nemen. In 1933, nadat hij twee studiejaren afgerond heeft, schrijft hij zich niet opnieuw in. Het lijkt of hij getwijfeld heeft, maar in september 1934 is het definitief: Jozeph biedt zijn studieboeken natuurkunde, plantkunde, kristallografie en zijn microscoop te koop aan. Zijn rol als bedrijfsleider van de fabriek staat vanaf 1 januari 1936 vermeld op de gezinskaart van zijn ouders en vanaf augustus 1939 is hij gevolmachtigd om zelfstandig namens de Groninger Haardenfabriek te handelen. Het gezin Vissel woont dan al een jaar aan de Kraneweg.

In de oorlog gaat aanvankelijk het gewone leven verder. Op een gegeven moment besluit het gezin Vissel onder te duiken. De werkmeester van de haardenfabriek, Alje de Boer uit Hoogkerk, regelt onderdak voor hen bij zijn schoonouders Gerrit en Fokkelina Vrieling-Plet in Eelderwolde. De onderduikperiode eindigt 18 januari 1943 met een inval van de politie. Op 4 februari 1943 wordt het gezin Vissel met een straftransport van Groningen naar Westerbork gebracht. Uit Westerbork worden zij met de eerste trein na hun aankomst naar Auschwitz overgebracht. Daar worden Jacob Vissel, Leentje Vissel-Frank en Hanne Vissel direct na aankomst vermoord. Jozeph Vissel en zijn broer Mozes leven nog tot 30 april 1943.